
Texel. Of eigenlijk: Tessel. Want dat is de manier waarop je het hoort te zeggen, als je niet als toerist door het leven wilt gaan. De ‘X’ is een loze belofte, een klank die in de branding verdwijnt nog voordat je hem hebt uitgesproken. Dat ontdekten we al op dag één van onze vierdaagse wandeling over het eiland.
Het was een gek moment om weg te gaan. Thuis lag het gezin in de kreukels, en ikzelf hing er als een verkreukeld propje tussen. Maar als je niet af en toe even uithangt en gladstrijkt, blijf je zo’n propje. Dus we gingen, mijn vriend en ik. Vier dagen stappen. Lopen totdat het hoofd weer in de plooi valt.
Texel is, zo leer je al snel, een eiland vol verhalen. Over de natuur, bijvoorbeeld. Zwartmoeskervel: een plant waar ze je van willen laten geloven dat hij hier al eeuwen inheems is, terwijl hij net zo goed gewoon thuis langs de busbaan in de berm staat. Over de naam TESO, die vol trots staat voor Texels Eigen Stoomboot Onderneming, terwijl er allang geen stoomboot meer aan te pas komt. En over het Texels bier, dat je best lekker mag vinden, zolang je niet nadenkt over het feit dat het gewoon in Zoeterwoude bij de HEINEKEN wordt gebrouwen.
De eerste twee dagen liepen we richting De Cocksdorp. Mooie routes, tot je ergens ineens tot je enkels in een duinven staat of over een overstroomd weiland moet ploegen met wandelschoenen die, zo blijkt, vooral waterdicht zijn als er geen water aan te pas komt. Maar goed, dat hoort erbij. Het is een avontuur, vertel je jezelf. Tot dag drie.
Want terug naar het zuiden, via de Lancasterdijk en vervolgens de IJsdijk, met windkracht 7 tegen en regen die voelt alsof iemand met een hogedrukspuit je gezicht probeert schoon te blazen, dat is geen vakantie meer. Dat is overleven. Dat is de Noordzee die zegt: “Mooi dat je hier even komt lopen, maar ik ben nog steeds de baas.”
Uiteindelijk, vier dagen later, was de cirkel rond. Texel: uitgespeeld. In de wachtruimte van de TESO namen we de authenticiteit van Texel nog eens door. Vissersdorpjes zijn badplaatsen geworden, de kledingwinkels zijn van Jack Jones en Shoeby, de restaurants worden gerund door Polen en Brabanders. Zelfs de Texelaar, het iconische schaap, is doorgefokt tot een hybride. Uiteindelijk is alleen de wind, die natte, gure, nietsontziende wind, onmiskenbaar Texels.
Ik keek trots nog eens naar de kaart aan de muur, om zwart op wit onze prestatie te bekijken.
‘Hé, er ligt nog een plaatsje in het midden, De Waal. Daar zijn we niet geweest.’
‘De Waal bestaat niet. De geruchten dat De Waal bestaat, zijn schromelijk overdreven.’
Ik wees naar de kaart. ‘Kijk. Daar staat het.’
De vriend schudt beslist zijn hoofd. ‘Leugens. Texel. Uitgespeeld. Punt.’