
‘Pap,’ zegt de dochter van tien terwijl ze met een zucht op de bank ploft, ‘je moet echt minder op je telefoon zitten, hoor.’ Ze praat gewoon haar moeder na, maar ze meent het wel. Haar ogen priemen serieus. Ik steek mijn tong uit.
‘Ik was een aantekening aan het maken voor een verhaal dat ik schrijf,’ verdedig ik mezelf terwijl ik mijn telefoon wegschuif. Wie probeer ik te overtuigen, haar of mezelf?
‘Wat voor verhaal?’
‘Over een opa die een nieuwe heup krijgt.’
‘Net als oma?’
‘Correct.’
‘Lekker origineel.’
‘Dank je.’
‘Wat voor aantekening?’
‘Is dit een verhoor?’
‘Ja. Wat voor aantekening?’
‘Dat hij steeds tandenknarst of kucht om zijn kreunen te verhullen.’
‘Huh? Waarom?’
‘Dan hoef ik niet op te schrijven dat hij pijn heeft.’
‘Ok.’
Het idee van “show, don’t tell” is een soort van gouden regel in schrijven. In verhalen werkt het niet om de lezer plat uit te leggen dat een personage pijn heeft; je laat hem steeds verzitten, z’n vuisten ballen, z’n tanden knarsen. De actie spreekt, niet de uitleg. Net zoals een vader die z’n telefoon weglegt als signaal dat aandacht niet op een scherm hoort te zitten.
Het is sowieso een beetje een motto voor me. Als ik ooit uitgenodigd wordt voor het programma Kunststof, zal het mijn tegeltjeswijsheid zijn. Ik pas het ook toe in mijn colleges. In mijn les ethiek van de software development ga ik studenten niet eindeloos uitleggen wat deontologie is, of consequentialisme, maar ze gaan meteen zelf nadenken: “je GoFundMe project dat persoonlijke katten-memes genereert op basis van social media profielen gaat keihard viral, het discrimineert alleen een beetje op roodharige mensen. Wat te doen? Lanceren en haatmail of mogelijke rechtzaken incasseren, of project afkappen en honderden investeerders duperen?”
Don’t teach what they can learn on their own.
En dat is precies het punt. Als je het moet uitleggen, ben je eigenlijk al te laat. Wat ik mijn dochter probeer voor te leven, wat ik mijn studenten laat ervaren, en wat ik in verhalen naar voren wil brengen, is hetzelfde: daden spreken harder dan woorden. Of zoals ze in Rotterdam zeggen: ‘niet lullen, maar poetsen’.
Dus, toen mijn dochter die middag “op de tablet” zat, zei ik niks. Ik pakte lekker een boek en ging naast haar zitten.