Ik heb geen meivakantie.
‘Maar je werkt toch in het onderwijs?’
Yep. Maar het hoger onderwijs heeft geen meivakantie. Ik weet niet waarom dat zo’n goedbewaard geheim is, maar het is niet anders. Ik heb geen meivakantie. Net als de andere tien keer dat ik je vertelde dat ik geen meivakantie heb.
De kinderen hebben wel meivakantie. Twee weken. Elke dag die we niet in Drievliet doorbrengen, kijken ze me ‘s ochtends verwijtend aan. Vol onbegrip zwaaien ze me uit als ik op de fiets naar werk stap. Te gaan werken in de vakantie! Hoe kom ik erbij? Niet naar Drievliet? Kunnen we dan morgen misschien naar het zwembad?
‘Nee, want ik moet…’
‘…werken. Ja, dat weten we nu wel. Gezellig hoor.’
Dat dus. Ben ik de boosdoener omdat ik moet werken. Medelijden, ho maar.
Maar in het weekend ben ik wel vrij, dus dan kunnen we lekker wat doen. En zo gingen we dus op 1 mei naar Meijendel. Lekker van de duinen af rollen, terror-aap spelen in het Monkeybos, het strand op, ijsje eten. We doen het vaker in de herfst, maar het duingebied is in de lente ook zeker de moeite waard. We genoten van het vogelgezang, zagen spechten tikkertje spelen, spotten een onmiskenbaar vossenhol, en klommen in de beuken.
Ze hebben het zelf niet zo in de gaten, maar de kinderen hebben natuur nodig.
‘Ze moeten aarden,’ zegt mijn vriendin altijd. Daarom is het ook zo goed dat ze dat letterlijk nemen door zich van het hoogste duin het strand op te laten rollen. Terwijl de twee zussen proberen te graven in het mulle zand, besluipt de zoon van twaalf hen met handenvol gras op zijn hoofd als camouflage. Helmgras, grijnst hij.
‘Misschien moet je dat niet plukken,’ zeg ik, ‘ons eigen huis staat ook onder NAP. Wees maar zuinig op deze duinen.’
‘Het gaat niet zo goed met Appie Krab,’ zegt de zoon van tien en laat een wit krabbenschild zien dat hij heeft gevonden.
Als we weer teruglopen door het duingebied, tussen de infiltratieplassen door waar het een drukte van belang is met watervogels, zien we overal prachtige witte bloesem.
De zoon van tien vraagt zich af waarom ik er foto’s van maak.
‘Het is meidoorn in Meijendel in mei. Geinig toch?’
‘Zeker weer zo’n dichtding,’ zucht hij hoofdschuddend om meteen weer achter een vlinder aan te hollen.
