Het is meivakantie. Waar kwam die ineens vandaan? De kerstbomen liggen nog in de sloot achter het tuincentrum, als gestrande scheepswrakken, en om de voet van het prunusboompje in de straat ligt nog steeds een ring van vuurpijlresten, alsof Oud & Nieuw net gisteren was.
De dertienjarige is met mama een weekje op pad, een traditie die ooit met zijn oudere broer begon en waar nu jaarlijks ernstig naartoe geleefd wordt, als een soort rite-of-passage. Om het huis niet al te leeg te laten voelen, hebben we er maar een logeetje bij gehaald. Je kent dat wel: extra slippers in de gang, gegiechel bij het ontbijt, stemmen die net iets te laat op de avond nog opflakkeren.
Bij onze dochter van tien kent het logeren inmiddels een vast ritueel. Deels herhaling van beproefde successen, deels imitatie van de wereld van de zoete zusjes. Pannenkoeken eten, film kijken, slapen in de woonkamer, en natuurlijk: naar het zwembad, en dan meteen bij thuiskomst: “Mogen we lunchen met tosti’s? Of wafels?”
Als het geen Pasen is of “papa-dag”, moet ik ook gewoon naar werk. Dat is vreemd en tegelijkertijd… ze redden zich wel. De oudste zoon fungeert als een soort waarnemend burgemeester, streng doch rechtvaardig, terwijl de zusjes vooral hun eigen anarchistische republiek besturen. Aan het eind van de dag is het meestal goed gegaan. Soort van.
Vandaag was er een klein incident: een kussengevecht liep uit de hand. Niet qua geweld, maar qua pluimen. Er waait nu een soort permanente donsbloesem door de woonkamer. Het is lente, zeggen ze.
En dan dropt Google Photos weer zo’n herinnering: een peuter op het strand, met zwemvleugeltjes, een kinderliedje galmend door een mond vol soepstengel.
Je hart smelt.
Ik mis ze nog weleens, die kleintjes.
Maar weet je, het mooie is: we kunnen ze nog zien. Terugspoelen. Stilzetten. Even vasthouden. Wat een rijkdom is dat. Zij zijn de eerste generatie die hun jeugd kunnen terugkijken als een serie met seizoenen. Terug naar aflevering 1, wanneer je maar wilt. Van mij bestaan er misschien dertig foto’s tot mijn zestiende. Ik blaas in mijn fotoalbum op één en dezelfde pagina de kaarsjes uit op verjaardag zes, zeven, acht. Een zomervakantie in 1986 is vastgelegd in twaalf foto’s, waarvan drie onscherp zijn door een vinger voor de lens.
Maar zij? Zij hebben alles. En dat is niet alleen nostalgie. Het is een levend archief. Ze kunnen straks terugzien wie ze waren, hoe ze gegroeid zijn. En tegelijk groeien ze door. Want logeerpartijtjes gaan voorbij. Tien wordt elf, elf wordt dertien. Er komen nieuwe rituelen. Audities. Waterwerkweek, Rome-reis. Eerste liefdes, misschien. Eigen playlists. En toch, onder dat alles, klinkt nog steeds dat oude deuntje, die kinderstem met soepstengel, ergens onder de oppervlakte.
En als je goed luistert, hoor je het nog. Als ze zelf tosti’s staan te maken. Of is dat de rookmelder omdat iemand op “extra knapperig” heeft gedrukt?