Met vier kinderen naar een vakantiepark in Duitsland – dat is al een avontuur op zich, laat staan dat het huisje bovenaan een berghelling ligt en beschikt over een open haard die zich ontpopt tot het favoriete speelterrein van de veertienjarige pyromaan-in-opleiding. Voor hem was de haard niet zomaar een warmtebron, maar een kunstinstallatie van zorgvuldig opgebouwde piramides van scharrelhout, met hier en daar een strategisch geplaatste papieren vliegtuig dat dienst deed als aanmaakblokje.

Zoals dat hoort bij Duitse degelijkheid, hing er een drietalige instructie voor wat te doen in het geval van brand, handig voor het geval de piramide niet helemaal volgens plan zou verlopen. Het leek wel alsof de vertaling van het Duits iets aan betekenis verloor in de andere twee talen. De kopregel in het Engels was een stukje filosofie op zich: “In case of calm, keep calm.” Een vertaling die halverwege het proces wat glans verloren was, maar op zijn eigen wijze briljant was. Het lijkt een levensmotto waar je op kunt bouwen. Want zeg nou zelf – bij kalmte gewoon kalm blijven, dat kunnen we allemaal wel wat vaker toepassen, toch?
Natuurlijk zijn we ook op ontdekking gegaan buiten het park. Een boswandeling, een waterval, een paar kleine dorpjes die rechtstreeks uit een prentenboek kwamen, met keienstraten en geurende bakkerijen waar pretzels en Apfelstrudel in de vitrine lonkten. Maar eerlijk is eerlijk, we hebben vooral ongegeneerd gebruikgemaakt van alles wat het park zelf te bieden had. Tafelvoetbal, zwembad, minigolf – het hele pakket. Elke activiteit werd zorgvuldig getest, beoordeeld en opnieuw getest, want ja, je moet wel zeker weten dat de vakantie écht vakantie is.
Ergens halverwege de week voltrok zich een epische beachvolleybalwedstrijd tussen ouders en zonen, terwijl de dochters het zwembad opzochten. Onder het motto “overkant is overkant” werd elke discussie over ‘oneerlijke punten’ snel de kop ingedrukt. Met de voet gespeeld, één keer aangeraakt, zand gegooid: Alle protesten werden weggewuifd. Bal over het net? Punt. Overkant is overkant.
En dan was er nog Bollo. Of liever gezegd, niet. “Die beer is er toch nooit,” berustte de dochter van tien zich erin. “Die komt op zaterdag zijn post ophalen, en dan is hij weer weg.” Er was inderdaad geen Bollo te bekennen, geen vrolijk geplaatste klap op de schouder, geen zwaaiende poot om kinderen welkom te heten. Of misschien voelde hij de kalme chaos van onze crew al van verre aankomen en besloot hij zijn heil elders te zoeken. Ook dat is tenslotte een manier om rustig te blijven in tijden van kalmte.
Zo’n midweek vliegt voorbij. Voordat we het in de gaten hadden waren we alweer onderweg naar huis. Ter hoogte van Venlo riep de dochter van tien vanaf de achterbank een welgemeende “scheisse!”
“Wat is er? Ben je iets vergeten? Misselijk?” Bijna sloeg de paniek alsnog toe.
“Nee, maar nou ben ik in Duitsland geweest, heb ik nog geen apfelstrudel op!”