Afgelopen september zou hij honderd zijn geworden, Hermans. Hij leefde nog toen ik eindexamen deed. Net aan. Het werkstuk voor Nederlandse literatuur moest over een levende schrijver gaan. Ik leverde mijn stuk over Hermans vrijdag 21 april 1995 in. Een week later overleed hij. Ik had mijn cijfer nog niet gehad.
De donkere kamer van Damokles en Nooit meer slapen, weergaloos goed vond ik ze. Ze staan nog steeds in de bovenste regionen van de lijst van boeken waar ik ontzag voor heb. Ze behoren bij het beste wat de Nederlandse literatuur te bieden heeft. Ik hoop dat ze nog gelezen worden en jongeren de ogen openen voor wat een goed boek vermag.
Ik zeg het maar gewoon, vermag. Een archaïsme op zijn tijd deert niet, dunkt me. Enfin, Hermans. Die heeft me de liefde voor literatuur gebracht en de passie voor filosofie. Daar was hij ook niet vies van. En roken kon hij als geen ander. Ik heb mijn sigaretten jarenlang geprobeerd vast te houden als hij. Zoals een schoolmeester zijn krijtje.
Mijn favoriete Hermans citaat:
Er is in onze talen maar een werkelijk woord: chaos. Zoals het woord ‘god’ betekent het alles of niets.
Chaos en god. Daar komt het toch altijd weer op uit. Van de Griekse mythologie, of de Noorse, of om het even welke andere mythologie, tot aan de 21e eeuwse Katholieke kerk en Avengers Endgame. Chaos en god.
Hermans wist dat. Volgende keer wat meer over Wittgenstein en taal. Ook leuk.