
Er zijn dagen dat mijn lichaam voelt als een huis dat langzaam verzakt. De muren staan nog overeind, maar de scheuren zijn zichtbaar, en ergens onder de fundering knaagt iets onzichtbaars. Mijn voeten slepen zich voort, mijn hoofd voelt als een mistige vlakte waar gedachten verdwalen voordat ze hun bestemming bereiken.
En dan komen zij binnenstormen. Vier wekkers op pootjes, elk met hun eigen manier om me overeind te houden. De oudste zet zwijgend een kop koffie voor me neer. Niet omdat hij het per se begrijpt, maar omdat hij heeft gezien dat het helpt. De tweede heeft een andere aanpak: een verhaal, half verzonnen, half echt, verteld met de energie van een talkshowhost die weet dat stilvallen geen optie is. Ik móét reageren, hoe moe ik ook ben. De derde kruipt naast me op de bank en leunt gewoon tegen me aan, zonder woorden, zonder verwachting. En de jongste? Die kiest chaos als medicijn. Springt op mijn rug, eist een potje tackle-ballet, een dans, een kietelaanval. “Pap, je moet bewegen, anders val je om!” En ze heeft nog gelijk ook.
Ze helpen, elk op hun manier. Niet met grote gebaren of diepgaande gesprekken, maar met een kop koffie, een woordenvloed, een stil moment, of een duik in de strijd. En ik? Ik blijf staan, omdat vaders dat doen. Omdat er weer een dag komt waarop de muren steviger voelen en de fundering zich herstelt. Tot die tijd leun ik op de kleine dingen. Op hen.
Die dag komt er. Soms komt deze met kleine of piepkleine stapjes dichterbij. Soms zijn de stapjes wat groter en soms gaat het ook even niet vooruit maar moet je even pas op de plaats maken of zelfs even een stapje terug.
Maar dat die dag komt geloof ik zeker!
En tot die tijd, geniet van en leun op hen die jou weer graag met stevige muren en dito fundering door het leven zien gaan.