
Er zijn van die momenten in het leven waarin de natuur, muziek en de onnavolgbare logica van een negen, nee tienjarige, naadloos in elkaar overlopen.
We lopen langs de Dwarswatering, de zon werpt gouden tinten over het water, en de lucht is gevuld met het gezoem van insecten. Niet zomaar insecten, trouwens. Libelles. Die bijna magische, glinsterende wezens die moeiteloos door de lucht schieten.
De dochter van negen, tien!, is echter gefocust op iets heel anders. Ze zingt vrolijk, in foutloos fonetisch Koreaans teksten van Black Pink. Terwijl ze een beetje rond springt, geeft ze haar eigen mini K-pop concert. Alsof ze in een muziekvideo zit.
Ik wijs naar een transparante libelle die op een rietstengel landt en denk aan de haiku van Basho over een libelle die niet op een grasspriet kan landen. Een poëtisch moment.
‘Zie je die libelle? Mooi, hè?’
Ze stopt. Even. En met een blik van lichte afkeer, die een tienjarig meisje zo goed kan uitdrukken, zegt ze: ‘Ik houd niet van libelles, het zijn net wespen, maar dan een militaire upgrade.’
Ik sta nog perplex door deze onverwachte vergelijking, maar zij huppelt alweer vrolijk zingend verder. Ik bewonder dan maar zelf de libelles die achter het riet over het water scheren, terwijl ik luister naar de Koreaanse lyrics van “How you like that”.
Misschien gaat het altijd wel over het vinden van balans tussen die momenten van stilte en de luidruchtige vrolijkheid. De libelle probeert weer neer te strijken, maar de wind en misschien het gezang houden hem in de lucht. En zo gaat de wandeling verder, met een beetje Basho in het hoofd, een heleboel Black Pink op de achtergrond, en het besef dat de magie van het leven zit in de combinatie van beide. Libelles hebben trouwens inderdaad iets weg van gevechtshelikopters.