Stadsdichter van Leiden

Eerste ronde

Van der Werff treedt af

Betreft: Mijn Onthouding van Onbeweeglijkheid

Geacht gemeentebestuur,

Hierbij dien ik mijn ontslag in
als bewaker van het stadsbeeld.
Anderhalve eeuw stilstaan als standbeeld
is doodvermoeiend. Ik ben het zat.
ik geloof het wel met die waterschappen
en de duiven –met hun schijtgrappen–
hebben het laatste woord gehad.

Ik heb genoeg van toeristen,
en activisten en studenten
die in de steenschuur pisten
en je kunt wel raden wat ik van mensen vind
die hun hond tegen mijn sokkel uitlaten.
Mijn arm is roestig van de regen,
mijn gelaat versleten door de wind.

Ik sta hier maar met uitgestoken hand
terwijl de vijand allang is vertrokken.
Ik wil weer bewegen,
slenteren langs grachten,
sokken kopen die niet van steen zijn.
Ik wil dwalen in de stad en niet slechts in gedachten,
ik wil een cappuccino drinken op het stadhuisplein.

Stilstand is achteruitgang.
In een beeld dat roest huist een geest die krimpt.
Ik ben het trouwens ook goed zat dat men in mij klimt.

Per direct laat ik mijn sokkel achter.
Neem gerust een ander.
Misschien een dichter, misschien een hond,
of een onderbelichte Leidenaar met hart voor de stad.
Verander het voor mijn part in een lege plek
waar in het kader van ontspullen
mensen zelf maar iets invullen.

Met onwrikbare groet, ik ga aan de zwerf,

Uw voormalig burgervader,

Pieter van der Werff


Ongerijmd

Haar vingers tikken op de tafel
terwijl haar blik de kamer scant.
"Het ding... je weet wel..." fluistert ze
ze praat weer met accent

wat mist ze deze keer?
sleutels, bril of iets van toen ze kind was?
alles dwarrelt weg als pluis
in een laatste lentewind

woorden breken in haar mond, haar hand
weeft vormen in de lucht.
taal verdwijnt als voetsporen in zand

ze zucht en zoekt een woord dat ze ooit wist
een stem, een lach, een andere tijd
iets van zichzelf achter de mist



Teletijdtranen

Als ik Suske en jij Wiske had geheten
en dit een stripverhaal was,
met een toffe titel die
allitereerde als de neten

Dan hadden we een teletijdmachine
en kon ik terug naar vorig jaar
het moment dat alles misging
dan wiste ik misschien het plaatje waar-

in ik al die dingen zei
die me nu enorm spijten
waardoor jij wegliep zonder woorden,
en ik je nu dus kwijt ben

Was er maar een Crimson
om met de Gyronef te vangen
in plaats van dat domme verwijt
dat tussen ons blijft hangen

Maar wij leven in een wereld
die niet gekaderd is met lijnen
en waar woorden, eenmaal uitgesproken
niet in praatwolkjes verdwijnen

Ik draag geen rode t-shirts
en jij geen strikje in je haar
ik ken ook weinig mensen
die schelden met miljaar

Nu ben jij bij die kleerkast
toch blijf ik koppig dromen
dat als dat hoofdstuk over is
jij bij mij terug zal komen

en dat je aan het einde
als je avontuurtje is beleefd
vanuit het laatste plaatje mij
alsnog een knipoog geeft

Tweede ronde

Oeverzucht

De zandkorrels vielen, één voor één
eerst onzichtbaar, toen onmisbaar onder de golven
zoals beloftes van bestuurders
gewetensbezwaar bedolven.

Ergens telt een man in overall
kubieke meters te verzetten
met vingers die het slib niet voelen
maar wel de knisperende bankbiljetten.

De zandwinner zoog
en vertrok met buit
liet hellingen achter, steil als leugens
en rekte de vergunning steeds verder uit.

Een rivierkreeft graaft zijn tunneltje
onbewust dat op het land
alleen winstmarges tellen en beloften
poreuzer zijn dan de waterkant.

De aarde hield haar adem in
tot dat niet langer kon
toen gaf ze mee - ineens
als een verzwegen waarheid,
afgekalfd in vakjargon.

Tweehonderdvijftig bij vijfentwintig
zo klinisch kan verlies klinken
maar niet in het geluid van bomen
die naar de diepte zinken.

Waar we ooit de zon zagen dalen
in de gouden avondschijn
is nu de steiger zelf ondergegaan
in wat nog land had moeten zijn.

Een verwarde reiger staart
zijn oriëntatie en zijn stekkie kwijt
kijkt naar de planken van de steiger
die langsdrijven op bestuurlijke onverschilligheid.


Verdwaald in de H&M in Leiden
(Een modern inferno)

Bij de ingang staat een dame
“Welkom bij de H&M,
alles is in de sale vandaag”
zegt ze met diepe stem

“maar enkel met een klantenkaart
of met de i-phone app.”
"Treedt binnen,” zegt ze theatraal
als ik getekend heb.

Gedesoriënteerd dwaal ik tussen rekken.
Wat begon als simpel winkelen,
werd een warrig labyrinth
waaruit ik nooit meer zal vertrekken.

Van kinderkleding naar damesmode
en dan ineens weer ondergoed.
Het trappenhuis lijkt door Escher ontworpen
ik loop er soms mezelf tegemoet.

Een hopeloos verdwaalde man
in spiegels eindeloos weerkaatst.
Ik kom weer op de sportafdeling,
volgens mij is die verplaatst.

Hier hangen de verloren mannen,
zielloos scrollend op hun telefoon.
Ze zweven tussen dood en leven:
de echtgenoten twilightzone.

Aanbiedingsborden schreeuwen KORTING!
Korting op wat? Op ruimte? Op tijd?
In de geur van katoen en verloren hoop,
ben ik besef van beide kwijt.

Mijn oriëntatie is een afgeprijsde illusie.
Sokken, jassen, shirts, te wijde broeken.
Ik vind de weg naar buiten niet,
maar ik blijf zoeken.

Ik zweef tussen seizoenen en trends,
door deze kledingstukken-hel.
Wie niet koopt bestaat niet,
In de uitverkoop XL.

De kassa lijkt de poort naar verlossing,
maar erachter ligt de uitgang niet.
Daar bevindt zich de tailoring service
van op maat gemaakt verdriet.

Het pashok is een cel voor zelfbeschouwing,
er schijnt genadeloos fel licht.
De spiegel is een wrede rechter,
elk zelfbeeld wordt hier ruw ontwricht.

Achter een te klein gordijntje
verdwijn je in een krappe kast
als een ruimzittende doodskist
waarin je eigen kleding zelfs niet past.

Dan als in een visioen,
zie ik een glimp van daglicht.
Is dat de uitgang die daar lonkt,
of slechts een vals vooruitzicht?

Ik stap de draaideur in,
en begin verheugd te spinnen,
maar hoe vaak ik er ook rondga,
ik eindig altijd binnen.

Het is een eindeloze cyclus
van bijna-ontsnappen,
even zie ik de buitenwereld,
om dan de H&M weer in te stappen.

zonder papieren tas en bonnetje
is er geen bewijs van mijn bestaan
en word ik deel van de collectie.
De uitverkoop houdt aan.

Finale

de stem van de stad is overal
op de markt, het station,
een boze claxon
langs de lijn bij de voetbal
het gegiechel van meisjes
die naar je lachten
achter je rug

de echo in de tunneltjes
het roepen op de markt
de bel die waarschuwt, schel
voor de slagboom bij de brug

hij fluistert in de bomen in het park
en gorgelt in de grachten
hij suist tussen de spaken
van fietsen die haasten
naar de trein van half acht

hij smoest mee in het geroezemoes
van mensen op het plein
maar als je je ogen sluit dan
hoor je hoe hij ruist
in het geluid van de fontein
in gein, chagrijn, de Hooglandse Kerk
de mannen van de buitendienst
in het plantsoen aan het werk
de marktkoopman, de koorbal
de stem van de stad is overal

hij piept in remmen
klinkt in scheldende stemmen
het getiktaktak van padellen
in rinkelende fietsbellen
en nog een keer op de brug
voor de slagbomen
op de weg terug


Het Leiden uit mijn studietijd

We speelden kolonisten van Catan
en dronken rode wijn
ik weet niet meer wie heeft gewonnen
maar de wijn was van de Albert Heijn

Het raam stond open, fuck de muggen,
We discussieerden over kunst en Kant,
geen zorgen, in de wereld
was maar weinig aan de hand

We studeerden filosofie - natuurlijk
met nul garantie op een baan
konden we in plaats van leren
net zo goed de kroeg in gaan

We spraken grootse dromen uit,
over reizen, liefde, en het leven
het Leiden uit mijn studietijd
was ik er maar weer even


Onderweg naar de Hortus

We lopen op de Steenschuur
wanneer we hem zien
beetje leunend tegen de muur
niks om zich heen
de aandacht trekkend
tussen verder alleen maar stalen fietsenrekken
en kale stenen straat
behalve hij dan
alsof hij is verdwaald
met tegenzin vertrokken
uit het park aan de overkant
beetje onderuitgezakt
onopvallend
een pluizige plant
die vanuit een nauwe kier
tussen de keien hier
zijn eigen parkje heeft gemaakt
en het raakt me

mijn zoon trekt meteen zijn telefoon
ik heb hier een app voor mompelt hij
en opent obsidentify
hij scant
de plant wordt herkend
de gevlamde fijnstraal
fenomenaal, wat een naam
ondertussen zijn de meiden
een stuk vooruit gerend
en komen terug uit de Nieuwsteeg
met van die kruipertjes die je wel kent,
die je zo door je hand laat bewegen
alsof ze leven. Ze leven ook.

'Gezellig, hè? Lekker weertje,' zegt de zoon
met een klap op mijn rug
het lijkt wel zomer gewoon
Ik kijk omhoog vanaf de nonnenbrug
inderdaad een strakblauwe lucht
en dat kleefkruid
plak ik straks bij hem terug

Toegift

Bittere smaak

De wekker gaat weer veel te laat
om rustig te ontwaken.
Ik strompel naar beneden
om een kopje thee te maken.

Earl Grey is mijn dagelijkse start:
een warmteboost direct naar het hart.
Maar het aanrecht toont een ontluisterend beeld,
een doosje Earl Grey, leeggespeeld.

De schuldige mok, nog dampend en warm,
staat naast het lege zakje-bakje
en onderin de GFT
ligt het weggegooide zakje.

Daar had makkelijk een tweede kopje uit gekund.
Nu is door mijn echtgenoot
de keuze teruggebracht tot rooibosthee of munt
en ik ga nog liever dood.

Ik besluit het zakje dan maar uit de bak te vissen
van onder de rotte appels en verwelkende narcissen,
maar alsnog.
Het is niet hetzelfde.
Je proeft dat toch