De schrijver was niet eens op zoek naar een spiegel.
Hij was over kronkelige bergweggetjes waar je geen tegenliggers wilt tegenkomen richting het zuiden gereden om de brocante ter ere van het jaarlijkse dorpsfeest in Mazet St Voy te bezoeken. Hij had zijn zinnen gezet op een houten art deco wandklok, zo één die je op iedere Franse rommelmarkt ziet staan. De zon stond hoog aan de hemel. Hij struinde tussen de kleedjes en behangtafels die op het gras stonden uitgestald. De Fransen beklaagden zich gemoedelijk zuchtend over de hitte.
Hij liep langs een geruit kleedje vol roestig gereedschap en deurklinken waarnaast een paar paneeldeuren tegen een bestelbus geleund stonden. Zijn blik werd getrokken door iets dat achter de deuren glinsterde. Nieuwsgierig zette hij de deuren opzij en ineens keek hij zichzelf aan in een verweerde Louis Seize spiegel. Het was liefde op het eerste gezicht.
De verkoper kwam naast hem staan en legde enthousiast uit dat de spiegel in de achttiende eeuw gemaakt was en dat het vaasornament dat bovenop de vergulde lijst prijkte origineel was, een detail dat vaak miste in deze spiegels. De schrijver keek diep in het verweerde glas waar hij tussen de zwarte stippen door, achter de karakteristieke groenige waas schimmen van het verleden zag. Deze spiegel had dingen meegemaakt. Het ding sprak hem aan op een diep symbolisch niveau. Schrijvers en spiegels, ze horen onlosmakelijk bij elkaar.
In gedachten verzonken sjouwde hij het gevaarte met moeite naar zijn auto. De spiegel was een geschenk geweest voor de zestiende verjaardag van een frans meisje als onderdeel van haar uitzet. Antoinette heette ze, maar iedereen noemde haar Nette. Ze was een levenslustig meisje dat wilde reizen en ontdekken en leven totdat het knetterde. Haar groene ogen keken uitdagend de wereld in met een verleidelijke kom-maar-op houding.
Met de spiegel onhandig onder één arm geklemd opende de schrijver de kofferbak. Hij had de spiegel ook in het gras kunnen neerleggen of even tegen de auto aanzetten. Het kwam niet in hem op.
Nette ontmoette de markies op een regenachtige middag, toen de wind haar hoed wegrukte en deze voor zijn glimmende laarzen liet belanden. Hij raapte hem op met een geoefende glimlach en zei: “U zou hem beter vast kunnen maken, mademoiselle.” Ze pakte de hoed terug met een uitdagende grijns. “En u zou zich beter met uw eigen zaken kunnen bemoeien.” De markies lachte en tikte tegen zijn eigen hoed. “Misschien zijn andermans zaken wel mijn zaak,” zei hij, terwijl hij zich met een sierlijke buiging voorstelde.
Hij manoeuvreerde de spiegel voorzichtig de auto in, zijn armen gespannen terwijl hij hem tegen zijn lichaam aandrukte. Met één hand tilde hij de stoelen op, zijn vingers krampachtig om de metalen hendels, en voorzichtig schoof hij ze naar beneden, zodat er net genoeg ruimte was. Het was een onhandige dans van balans en bedachtzaamheid
Nette trouwde. Na haar huwelijk hing de spiegel in het boudoir. Ze reisde niet verder dan Parijs en ook dat niet meer dan eens. De markies stelde haar aan iedereen voor als Antoinette, zijn vrouw. Ze zag medelijden in hun ogen of soms minachting maar ze had zich nooit veel van anderen aangetrokken. Ook nu niet. De spiegel zag een blozende jonge Française veranderen in een moeder van drie zoons en een geduldig huwelijkspartner. Haar zoons brachten haar veel geluk en ze genoot van hun energie. Ze hadden haar levenslust en de blauwe ogen van hun vader, de markies, die er naast een vaste maitresse ook talloze scharrels op na hield.
De schrijver vouwde voorzichtig een pakdeken die hij voor zijn klok bedoeld had om de spiegel. De spiegel zag met ingehouden woede hoe de markies één van de dienstmaagden tegen de kaptafel onteerde. Deze schaamteloze daad was wat betreft de spiegel al verwerpelijk vanwege zijn ontrouw, maar onvergeeflijk omdat het een transgressie van Nettes privéruimte betekende..
De schrijver legde de pakdeken weer open. Hij kon het niet over zijn hart krijgen het glas af te dekken. Bijna teder streelde hij een vergulde narcis in de lijst. Kleine jongens worden groot. Eén voor één verlieten haar zoons het ouderlijk huis. Nette bleef achter. De spiegel zag kraaienpootjes verschijnen in een ooit zo ongerept gezicht. Hij weerspiegelde zo liefdevol als hij kon, maar kon toch niet voorkomen dat er teleurstelling in Nettes ogen sloop. Het ooit zo sprankelende groen raakte bedekt door een dof patina.
Voorzichtig sloot de schrijver de kofferbak. Normaal smeet hij die achteloos dicht. Nu klikte hij het slot toe met niet meer dan zijn vingertoppen. Geen tranen bespeurde de spiegel op de dag dat de markies overleed. Nette ging een jaar lang in zwart gekleed en de mensen noemden haar liefdevol hun douairière.
Zo rustig mogelijk reed de schrijver het dorp uit en met nu eens de zon in zijn rug, dan weer in het zijraampje reed hij de bergweggetjes weer af. De spiegel zag de twinkeling terugkeren in Nettes ogen toen een gepensioneerde kolonel haar nu en dan bezocht om gezamenlijke wandelingen over het landgoed te maken waar hij haar vertelde over verre landen en vreemde culturen. De spiegel zag een weduwe opleven die zich al neergelegd had bij een rustend bestaan en was getuige van een stormachtige affaire in de herfst van een adellijk leven.
De schrijver naderde een scherpe bocht. Hij remde af maar hoorde toch achter zich de spiegel verschuiven. Hij draaide zich half om, juist toen de spiegel het licht van de ondergaande zon weerkaatste. Verblind knipperde hij driftig met zijn ogen, maar de tegenligger zag hij niet aankomen. Hij hoorde nog een schrille claxon maar zag niets meer.